Schapen
De vraag waarom de mensheid al duizenden jaren schapen houdt heeft vele antwoorden.
Bij Reilley-Keir houden we schapen om onze honden te kunnen trainen, maar dat is natuurlijk eigenlijk de omgekeerde wereld. Boeren, schaapherders en mensen die anderszins hun dagelijks brood verdienen met het houden van schapen, hebben honden om ze te helpen met het werk bij de schapen.
Een schaap is een veelzijdige bron van inkomsten. De vacht levert wol op, de melk kan gedronken worden en het vlees kan gegeten worden. Verder wordt de schapenmaag gebruikt voor traditionele gerechten zoals het schotse Haggis, en werden van de darmen snaren voor strijkinstrumenten gemaakt. Een andere functie van het schaap is begrazing. Doordat schapen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld koeien, gras met hun tanden afsnijden, zijn zij in staat een grasland mooi egaal te houden. Er hoeft dus niet gemaaid te worden. In natuurgebieden zoals heidevelden ontdoen zij het veld van jonge boompjes en gras, zodat een heideveld blijft wat het is en niet dichtgroeit. Met de hoeffjes trapt het schaap de aarde mooi glad en vast. Dit is van onschatbare waarde op bijvoorbeeld dijken.
Schapen zijn prooidieren en hun enige verdedigingsmechanisme is kuddevorming. Hoewel ze snel lijken te zijn wanneer je er een wil pakken, zullen ze het van een roofdier nooit winnen in snelheid. Ze hebben geen wapens, zoals scherpe tanden of klauwen en geen verdedigingsmechanisme zoals een schild.
Wanneer een roofdier (of een mens) de schapen benadert zullen zij onmiddellijk bij elkaar gaan staan en samen, aangevoerd door het schaap dat de leiding heeft een uitweg zoeken. De kuddevorming geeft het schaap de reputatie dom te zijn, maar hun manier van het vinden van een uitweg in benarde situaties doet anders vermoeden. Bij kuddevorming staat een aantal schapen op de uitkijk terwijl de rest rustig kan grazen of herkauwen. Dit geldt overigens ook voor andere prooidieren zoals bijvoorbeeld gnoes.
Een schaap (Ovis Aries) behoort tot de groep van evenhoevige, holhoornige zoogdieren. Het zijn herkauwers die zo’n vijftien tot twintig jaar oud kunnen worden. Sommige rassen hebben éen of meerdere hoorns en andere rassen weer niet. De wol van het schaap verschilt in kleur, lengte en textuur ook per ras. De rassen worden in twee hoofdgroepen onderscheiden. Namelijk de cultuurrassen, dat zijn de rassen die gefokt worden voor een bepaald product en de landrassen die meer voor begrazing worden gebruikt.
Een andere manier van onderscheidingen maken zijn de weideschapen enerzijds (vergelijkbaar met de cultuurrassen) die op rijke grond grazen. Daaronder vallen de vlees en melkschapen. Anderzijds zijn er de heideschapen (landrassen) die begrazen, en waarvan de mest werd verzameld en gebruikt voor de landbouw.
Los van al het bovenstaande is een schaap een vriendelijk dier, dat (ook weer rasafhankelijk) heel tam kan worden.